Terug naar Modelvliegen

Historie

Contact


 

1990

Tijdens één van de pauzes op school liet een klasgenoot mij foto's zien van zijn 2 kanaals

(hoogte- & richtingroer) modelzwever. Spanwijdte was ca. 2,20 meter. Volgens hem kon dit model wel een paar minuten zweven. Omdat ik me er niets bij voor kon stellen ben ik op zijn uitnodiging om te komen kijken ingegaan, want mijn nieuwsgierigheid was gewekt.

 

We spraken na school af bij de Soester Duinen. Wij woonden daar vlakbij. Een grote zandvlakte zonder obstakels. Wel erg veel duinzand.

 

 

De Soester Duinen van boven, een momentopname uit deze film.

 

Het model werd in elkaar gezet. D.w.z. de vleugelhelften werden aan elkaar gekoppeld en daarna met postbode-elastieken op de romp vastgeklemd. De vleugel was bespannen met rijstpapier (spanpapier). Erg kwetsbaar voor scherpe dingen, bleek duidelijk, want er waren veel reparatieplekken zichtbaar.

 

De 2 kanaals 27 mHz Acoms zender werd uit de pukkel gepakt en aangezet. Het wijzertje bleef diep in het rood staan. "Ze zijn wel opgeladen", was de reactie. Het klepje van de batterijen werd losgeklikt waardoor 8 penlight batterijen zichtbaar werden. De cellen werden stuk voor stuk gedraaid om tussen de zandkorrels door beter contact te forceren. En dat werkte. Bij het aanzetten stond de wijzer in het groen.

 

Toen was het model aan de beurt. De schakelaar was maar aan de binnenzijde gemonteerd i.v.m. het duinzand. Na het aanzetten konden de roertjes (hoogte en richting) bediend worden. Niet wat ik gewend was zoals bij een modelauto die ik ooit heb gehad. Nee, als je de stuurknuppel een beetje bewoog dan bewoog het roertje ook maar een beetje. Geen aan/uit (alles of niets) toestanden dus, maar proportioneel. Ik was onder de indruk.

 

Uit de rugtas kwam een haspel en een bamboestok. Dat waren de startbenodigdheden. Ongeveer 150 meter lang en die lijn moest tegen de wind in uitgelegd worden. Het elastiek (type surfshop) werd aan de bamboestok vastgemaakt die op zijn beurt weer stevig in het zand werd geprikt. Eenmaal terug werd het model nog een keer gecontroleerd en daarna werd de parachute, die het einde van de lijn zichtbaar maakte, aan de schilderijhaak onder het model vastgemaakt.

 

Ik deed een paar stappen opzij, want het elastiek werd op spanning gebracht. Na een meter of 50 stond er, aan mijn klasgenoot te zien, veel spanning op de startlijn. Ik wist niet wat ik kon verwachten. Ik ben zelden zo nieuwsgierig geweest. Het model was in mijn ogen vrij fragiel en de spanning op de startlijn vrij groot. Ik kon dat niet goed met elkaar combineren. Het model werd met één hand vastgehouden onder de vleugel. In de andere hand werd de zender vastgehouden. Nog even werden de roertjes en de zandvlakte gecontroleerd en daarna werd het model als een soort speer weggeworpen.

 

De start overtrof al mijn verwachtingen. Ik zag hoe het model na de worp rustig tegen de wind in door het elastiek werd opgetrokken naar hoogte van ongeveer 100 meter. Ik was sprakeloos. Het model ging als een vlieger omhoog die werd opgelaten. Met zoveel spanning op de lijn verwacht je een dynamische katapultstart. Niets was minder waar. Eenmaal op het hoogste punt gleed de kleine parachute van de haak onder het model. De lijn die verbonden was aan deze parachute werd zodoende door de wind weer netjes terug geblazen voor een volgende start. Het elastiek hoefde dan alleen nog uitgerekt te worden.

 

Het model was na het loslaten van de startlijn vrij om overal naartoe te vliegen. Vanaf de grond werd het door mijn klasgenoot bestuurd en na 3 of 4 minuten landde hij het model keurig naast hem. Thermiek zal er misschien best geweest zijn, maar daar werd het model niet door lastig gevallen.

 

Omdat ik tot dat moment al mijn hele leven bezig was met het fabriceren van vanallesennogwat van het (ver) bouw afval dat mijn ouders over hadden van mijn ouderlijk huis zag ik het wel zitten om ook een modelzwever te bouwen. Ik had al vastgesteld dat ik niet beschik over 2 linker handen. Huiswerk maken kan altijd nog en deze hobby moest ik ook hebben. Mijn klasgenoot raadde me aan bij het begin te beginnen.

 

Chuck

Dat werd dus een chuck. Of beter gezegd: dat werden een heleboel chuckjes. Een chuck is een klein werpmodel dat vrij eenvoudig zelfstandig te bouwen is. Hieronder de tekening van mijn eerste. Deze is goed en makkelijk te bouwen.

 

 

 

Niet zeuren over copyright, dit zijn scans uit de bekende blauwe KNVvL map:

"Het handboek modelvliegtuigbouw" uit 1974.

 

Eenmaal goed afgesteld, d.w.z. je moet hem eenvoudig "over kunnen gooien" naar iemand die 15 meter verderop staat, moet je dit model met al je krachten tegen de wind in gooien. Er volgt dan een enorme halve looping die bovenin stopt als de chuck op zijn kop vliegt. Omdat op zijn kop vliegen niet gaat vanwege de grote meervoudige V-stelling van de vleugel rolt de chuck vanzelf met een halve rol weer goed. Dan kan het model maar zo op een hoogte vanaf 40 meter rustig rondjes gaan vliegen. Tenminste, dat is het idee. De chuck moet wel zuiver gebouwd zijn en het zwaartepunt moet kloppen.

 

Na een aantal chuckjes was ik wel toe aan het echte werk. Vond ik. Ik werd daarom, net als mijn klasgenoot, ook lid van Modelvliegclub Otto Lilienthal in Soesterberg. Op vrijdagavond en zaterdagmiddag werd in het dorpshuis onder de vlag van Stichting Balans actief door leden gebouwd. Er was een grote ruimte van het formaat klaslokaal met allemaal grote zware tafels. Aan elke tafel zaten dan 2 heren een zweefmodel te bouwen op hun bouwplank.

 

Achterin het lokaal was een ruimte met een stelling waarop wel 30 bouwplanken lagen. Veel bouwplanken waren voorzien van spectaculaire projecten. In de ruimte stonden verder kasten en stellingen met alle denkbare spullen, behalve zend- en ontvangstapparatuur, om modelzwevers te kunnen bouwen. Kortom: Mekka voor mij.

 

Maar ik was nog niet 1 minuut binnen of er stond al een, in mijn ogen, vrij autoritair mannetje voor me. Nu is het zo dat met mijn 2 meter de meeste mannetjes kleine mannetjes zijn. En dit mannetje bleek Paul Daams te heten. Mede oprichter van ModelVliegClub (MVC) Otto Lilienthal in 1977. Wie ik was en wat ik kwam doen. Uitgelegd dat ik na de demonstratie van mijn klasgenoot ook zo'n model wilde bouwen. Nou, hahaha, dat was dus niet de bedoeling.

 

Eerst een chuck luidde het bindende advies en hij draaide zich om. Maar die chuckies had ik al, dus we waren nog niet uitgepraat. Goed dan. Stap 2 een ribbenvleugel-vrijevluchtmodel, zoiets als de Soe, uit hetzelfde "Handboek voor modelvliegtuigbouw". Daarna werd wel bekeken of ik geschikt was voor een 2 kanaals Dandy of misschien wel een Highfly. OK, een tussenstap in de vorm van een vrijevluchtmodel. Dat zou ik wel overleven.

 

Tekening van de SOE:

 

 

 

 

Soe (niet mijne):

 

 

 

 

Graupner Dandy (voorbeeld):

 

 

 

 

 

 

 

Graupner HiFly (meer hier):

 

 

 

Vrijevlucht modellen

De Soe ben ik gaan bouwen, maar de 3 uurtjes op vrijdagavond en de 3 uurtjes op zaterdag in het dorpshuis waren niet genoeg. Daarom moest ik voor thuis ook iets hebben. De oplossing werd gevonden in de bouwdoos van de Cirro-Sonic van Veron. Aangeschaft bij Steven Volp te Amersfoort voor 35,- Gulden.

 

 

 

 

 

Hier met de 2e vleugel en stabilo voor de Cirro Sonic:

 

 

 

Deze Cirro Sonic was eerder klaar dan de Soe. Een zelfde soort model met een ribbenvleugel en dito staart die beiden bespannen moesten worden met spanpapier. Helemaal rechts onderin op de tekening staat op het plaatje afgebeeld hoe je met dit model moet gaan vliegen: 2 stokken schuin in de grond waar je het model op legt. Dan haak je een stuk lijn van 10 meter vast aan de starthaak. Het andere eind van de lijn hou je vast. Vervolgens ren je tegen de wind in waardoor het model als een vlieger "opkomt".

 

En als je dat doet wordt gauw duidelijk dat zuiver bouwen belangrijk is. Een verdraaide vleugel of een richtingroer dat niet recht staat leidt tot een mooie sierlijke boog aan de lijn en eindigt met een model dat met zijn neus vaststaat in de grond.

 

Na een paar pogingen lukt het dan om het model dus 10 meter boven je aan de lijn te laten vliegen. Hierbij werd mij weer iets nieuws duidelijk, namelijk dat je moet loshaken (stoppen met lopen en wachten) zonder dat er spanning op de lijn staat. Met spanning loslaten resulteerde in een onophoudelijke pompbeweging. Zonder spanning loslaten leidt tot een mooie strakke vlucht van soms wel 50 seconden. Zeer interessant!! Daarom heb ik nog maar een paar van dit soort modellen gebouwd en gevlogen, waaronder de Fiësta van het Tsjechische Stavebnice.

 

De Fiësta:

 

 

 

 

 

 

 

Radio besturing

De Soe was inmiddels ook klaar en daarom kon de zoektocht naar een 2-kanaals zwever beginnen. Na een korte inventarisatie werd vastgesteld dat dit geen goedkope hobby betreft. Het gevolg was een krantenwijk. Net 14 jaar dus dat kon prima. In weer en wind werden centen verdiend om die vervolgens op de toonbank van Bart Smit neer te leggen voor een Robbe Rofly. Door de beperkte financiële middelen was ik ook veroordeeld tot een 2 kanaals 27 mHz Robbe Compact zender. Aangeschaft bij dezelfde Steven Volp. Een 4 kanaalszender op 35 mHz was in verband met storingen op de 27 Mhz band en meer stuurfuncties voor in de toekomst handiger geweest, maar daar moest ik te lang voor sparen.

 

 

 

Hoog – laag en links – rechts. De Compact zender heb ik nog altijd in bezit. De apparatuur bouwde ik dusdanig in modellen in dat ik het eenvoudig kon overzetten naar een ander model. Want ik bouwde in hoog tempo nieuwe modellen.

 

Robbe Rofly

De Robbe Rofly in 1990. Twee kunststof romphelften die je met schroeven aan elkaar zet. De staartboom is een aluminium buis. De vleugel van 1600 mm bestaat uit twee helften die met een band glasvezel aan elkaar verlijmd worden met behulp van epoxyhars. Een prima beginnersmodel. Wel kwetsbaar hier en daar.

 

 

 

Enkele jaren later bouwde ik een nieuwe vleugel die volgens mij wel deelbeer was. Dat was deze. Het eerste model had een rode vleugel.

 

 

 

En weer later bouwde ik wederom een nieuwe vleugel en staart bij een Rofly romp die ik gekregen had. Deze uitvoering zou geschikt moeten zijn voor op een helling. Vooral gek doen op een helling, want de vleugel had geen V-stelling en grote rolroeren over de hele lengte. Flaperon dus eigenlijk. Tevens een V-staart. Slechts een paar vluchten mee gemaakt waarbij het publiek de slappe lach werd bezorgd door de ontzettend kleine radius waarmee loopings gemaakt konden worden. Over een hele rol deed het model ook niet lang. Ruim binnen een seconde. Maar het vloog dus erg slecht. Gesneuveld voordat het op de helling geprobeerd kon worden.

 

 

 

MPX Domino

De Rofly werd opgevolgd door de Multiplex Domino in 1991. Een mooie schuim-abachi vleugel met een matige constructie om de vleugelhelften te koppelen. De romp bestaat uit een basic doosconstructie. De staart is wat knullig uit een plank balsa gehaald. Dat had wat mooier en lichter gekund met een vakwerkconstructie.

 

 

 

MPX Filius

Daarna kwam de Multiplex Filius in 1992. Waarschijnlijk niet al te prijzig, want om de looks hoef je het niet te doen. Ook de Jedelskyvleugel motiveert niet tot aanschaf. Het heeft nooit goed gevlogen.

 

 

 

 

 

 

 

In een later stadium is de originele vleugel vervangen door een eigen ontwerp met rolroeren, bediend met één servo in de romp. Dat was ook niet zo'n succes. Het zijn wel allemaal prima bouwervaringen geweest.

 

 

 

 

 

 

 

Pronto

In editie nummer 5 van Bouwen & Vliegen in 1991 stond een artikel over de werpzwever Pronto van Raymond Struik. Het was mogelijk om de tekening ervan te bestellen. Dat heb ik destijds gedaan, maar ik heb het model nooit gebouwd. Dat kan natuurlijk nog steeds. Nog steeds? Zie hier! Klik voor groter formaat tekening.

 

 

 

Op een of andere manier is in die jaren 90 een model ontstaan dat ongeveer lijkt op de Pronto. Het is dat ik er een foto van tegenkwam. Ik was dit model vergeten.

 

 

 

Mandragend zweven

In 1992 bracht de modelvliegclub een bezoek aan de Amsterdamse Club voor Zweefvliegen (ACvZ) in Soesterberg op Vliegbasis Soesterberg. Toen nog onder Amerikaans bewind met strenge toegangscontrole. De modelzweefvliegers gingen "echt" zweefvliegen. Op een zomeravond werden vier 2-persoonszwevers in orde gemaakt om het groepje modelvliegpiloten een rondvluchtje te laten maken. Hieronder op de foto sta ik naast Walter van Doorne (midden) en Paul Daams (overleden in 1995) rechts bij de ASK13 (PH-463) op de vliegbasis.

 

 

 

MPX Moritz

Verder met de modelbouw. Een bouwdoos van de Multiplex Moritz werd in 1993 besteld. De vleugels zijn gebouwd, maar de romp niet wegens veel te zwaar hout in de bouwdoos.

 

 

 

Ik heb de vleugel van de de Multiplex Moritz gecombineerd met een Robbe Saphir romp. Dat was in de periode dat Hobby-in in Waalwijk de Plura rompen van Robbe los ging verkopen voor schappelijke bedragen. Hieronder een afbeelding van de originele Robbe Saphir.

 

 

 

De combinatie van een Moritz vleugel en een Saphir romp ziet er dan zo uit. Vloog prima.

 

 

 

 

 

 

Fotowedstrijd

De bovenstaande foto (2e hierboven) is overigens gemaakt met een Kodak wegwerpcamera. Deze camera werd bediend met een servo die de ontspanner indrukte zodra ik een schakelaar op mijn zender bediende. Zie mijn linker duim. Dat idee kwam voort uit een wedstrijdje van MVC Otto Lilienthal om een zo mooi mogelijke luchtfoto vanaf je model te maken met zo'n kartonnen Kodak wegwerpcamera. Op welke plek ik geëindigd ben weet ik niet meer. Ik heb de volgende foto ingezonden. Ca. 200 meter hoog direct na een lierstart boven de Soester Eempolder richting Amersfoort.

 

 

 

 

Sunny

Om budgettaire redenen behoorden alleen goedkope bouwdozen tot de mogelijkheden. Een reden waarom in 1994 de Sunny van Svenson aangeschaft is. Een teleurstellende bouwdoos. Het model is niet afgebouwd.

 

 

 

Bouwmarathon

In 1995 hebben we met ongeveer 20 leden van MVC Otto Lilienthal elk de bouwdoos van de SIG Riser aangeschaft om deze zwever in één weekend te bouwen en te vliegen. Dat wil dus zeggen dat iedereen zijn eigen Riser ging bouwen. Dat was bijzonder, vond ook de Soester Courant (klik voor groot formaat). Op de foto links zit ik naast Bert van der Last en daarachter Michiel Lodder.

 

 

 

De bouwdoos van de SIG Riser:

 

 

 

De SIG Riser was een prima model. Echter niet zo goed als de Spirit van Great Planes. De Riser beschikt over een richtingroer met zo'n happertje. Zie foto (niet mijn Riser).

 

 

Mijn vermoeden is altijd geweest dat dit model door dit "happertje" niet lekker stuurde. In combinatie met de extreem korte staartboom. Ik heb later een nieuwe glasvezel romp, oorspronkelijk bedoeld voor F5B, gebruikt voor de vleugels van de Riser. Dat vloog erg goed.

 

De mal voor deze romp had MVC Otto Lilienthal voor een prikkie overgenomen van Pieter Douma die op een clubavond een lezing gaf over modellen bouwen in GFK wijze. Ik heb misschien wel 20 rompjes met die mallen gemaakt. Enkelen voor mezelf. De rest tegen een zacht prijsje voor anderen.

 

Oops, niet verder vertellen

Rond 1995 kreeg ik een bouwdoos van een motorvliegtuig. Met heuse brandstofmotor. Verjaardagskado. Ik heb het model van het Japanse merk Pilot gebouwd. De tekening heb ik nog. Daar staat op dat het Super QB 25H heet.

 

 

 

Gevlogen heb ik het ook, maar alleen op een weiland met redelijk hoog gras. Dat was dus een kwestie van gooien als start en neerploffen als landing. Dat was al niet te doen. Het model is bedoeld als trainer, dat staat tenminste op de bouwdoos, maar dat zou dan een rolroertrainer moeten zijn. Ik vond het erg pittig om mee te vliegen, maar vermoedelijk was de stap van zweven naar dit model te groot. De ploflandingen leidden steeds tot gebroken propellers en andere schade. Het ding belandde in een stelling en uiteindelijk in de afvalbak.

 

 

 

Het motorvliegen had wel mijn interesse gewekt. Om die reden heb ik enige tijd later een bouwdoos van het Belgische Svenson, de Vicomte, aangeschaft. Vond het ook zonde om niks meer met die 4 CC OS brandstofmotor te doen. De Vicomte vond en vind ik een mooi model. Geen rolroeren, dus wellicht beter om mee te beginnen.

 

 

 

Dit model vloog inderdaad veel fijner. Helaas bij de 3e vlucht ontzettend gecrashed omdat de stuurstang (type stootstang met balsa latje) van het richtingroer als gevolg van trillingen is gaan draaien. Los gaan draaien helaas. Geen moertjes tegen de kwiklinks gedraaid waardoor dit mogelijk was. Heel erg zonde.

Was ook vlak voor het modelvliegkamp in Vierhouten. Ik was van plan om mijn Motor A-brevet op het kamp te gaan halen met dit model. Gelukkig mocht ik tijdens het kamp notabene met een Vicomte van een andere vakantieganger mijn brevet Motor A halen. Beetje geheim, want ik ben meer van het zweven. Ik heb daarna ook nooit meer met een motormodel gevlogen. Wel leuk voor op de stapel brevetten.

 

Over brevetten gesproken: Sinds 2005 is de stand: Zweef A,B en C. Elektrozweef A en B. Motor A. Allemaal leuk, maar inmiddels is de regelgeving voor brevetten alweer gewijzigd. Er is geen onderscheid meer tussen zweven en elektrozweven. Dronevliegers zullen niet weten waar ik het over heb.

 

 

Robbe VartaFly

In 1995 werd ook het eerste elektromodel aangeschaft. Een Robbe Vartafly. Speed 600 met 7x 1400 mAh cellen. Dat was toen nog best grappig. Behalve de Robbe Automax 14 lader die om de haverklap uitschakelde zonder dat je er erg in had en nog langer moest wachten. Verschillende clubleden bezaten deze lader. Er zat een draaiknop op om de laadstroom in te stellen. Een volledig overbodige functie omdat deze knop bij iedereen altijd op maximaal stond. 4 Ampere! De knalrode kleur van de behuizing was wel handig gekozen. Er zijn daarom maar 2 laders naar de eeuwige jachtvelden geholpen. Wie onthoudt nou dat er een lader met klemmen vastzit aan je autoaccu.. En hoe vaak we niet met een paar man een auto aan hebben moeten duwen vanwege een lege accu!

 

 

 

MPX 2010

Voor de Varta-Fly waren meer dan 2 kanalen nodig. Namelijk 3. Er moest dus ook een andere / nieuwe zender komen. Die werd gevonden in de Multiplex 2010. Later ge-upgrade naar een 2015F vanwege meer mogelijkheden. Over dit upgraden gaan verschillende verhalen in de rondte. Het meest aannemelijke verhaal is dat Multiplex deze zender nieuw in de doos al voorzien had van 3 verschillende soorten software. De standaard uitgeklede 2010 versie, de 2010F, en de 2010H. F voor Flug en H voor Heli. Tegen betaling van

50,- Gulden was de upgrade een feit. Dat bleek een eenvoudige handeling die het winkelpersoneel achter de schermen kon doen door wat toetsen in bepaalde volgorde in te drukken. Beetje on-Multiplex.

 

 

 

 

MPX Bingo B4

In 1996 volgde de Multiplex Bingo B4 met rolroeren en remkleppen. Hier in de Soester Duinen. Leuk model al vloog het best kritisch. Het was voor mij echt een stapje hoger en alle hens aan dek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Bingo B4 presteerde vrij slecht in lang vliegen vanwege de dikke romp. De originele vleugel is een keer gesneuveld. Toen heb ik zelf een schuimvleugel gemaakt. Veel sterker dan het origineel. Veel zwaarder ook. Deze nieuwe variant liet zich lekker afschieten aan de pas door MVC Otto Lilienthal aangeschafte F3B lier, want de vleugels waren daarop afgestemd. Het zweven bleef matig, maar voor kunstvliegen was het zeer geschikt. Net als zijn mandragende voorbeeld. Ik had complete kunstvluchtprogramma's paraat waarbij ik acties uitvoerde die ik nu niet meer zou durven. Denk aan aanduiken vanaf 200 meter en op de kop 2 meter hoog voorbij komen.

 

De naamloze zwever

Nadat ik een rompmal van een F3J zwever op de kop had getikt op een rommelmarkt besloot ik om zelf een F3J achtig model te maken. Dat werd een schitterend model met T-staart waar helaas geen foto van is. Hoewel, in de groepsfoto verderop houdt Rob Oranje zijn versie hiervan vast. Wij hebben er beiden 1 gemaakt. Vloog helaas niet super goed. Mogelijk was het vleugelprofiel niet optimaal. Ik vermoed te dun.

 

MPX Helios

In mijn versie van "de naamloze zwever" had ik de eerste verkrijgbare telemetrie ooit ingebouwd. Het Multiplex Helios systeem. 600,- Gulden werd uitgegeven om me de weg te laten wijzen met de piepjes uit de Helios. Thermiek werd aangewezen! Een lang gekoesterde droom ging in vervulling. 

 

 

 

MPX 3010

Rond 1996 emigreerde clubgenoot Roelof Streekstra naar Amerika. Het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar met 35 MHz mag je daar niet vliegen. Hij bood me zijn hagelnieuwe Multiplex 3010 zender voor een aantrekkelijk bedrag aan. Veel meer mogelijkheden dan de 2010: Hoera!

Deze zender heb ik tot 2019 gebruikt. Dat zegt wat over de kwaliteit. En mijn aanpassingsvermogen, want er waren enkele trucs nodig om er later F3J en F3B modellen mee te besturen.

 

 

 

Robbe Habicht 2.0

In 1997 heb ik bij de originele Robbe Habicht romp zelf een schuimvleugel gemaakt. De originele vleugel van de Habicht is een Jedelsky vleugel. Leuk bedacht, maar dat is niks. Mijn vleugel bestond uit een met Abachi ingedekte en uit schuim gesneden SD7037 vleugel van 2,8 meter. Het geheel was wat aan de zware kant met

2,7 kg, maar er zijn leuke vluchten mee gemaakt. Dit model had alleen flaps. Enorme deuren, toen al een voorliefde voor, deden dienst tijdens de start en de landing. Misschien dat ze bij thermiekvliegen wat omlaag gingen, maar dat weet ik niet meer.

 

 

 

Hand Launch

In 1997 raakte ik geïnteresseerd in handlaunch gliders (HLG). Een soort van vrije vlucht model met 2 servo's die je, door hard te gooien, op een hoogte van ca. 15 meter kunt krijgen. De interesse werd gewekt op het modelvliegkamp in Vierhouten in 1997. Daar werd traditioneel op de eerste vakantiedag een wedstrijdje

"zo lang mogelijk zweven" na een worp vanaf een heuveltje daar midden op de hei gehouden.

 

Mijn meegebrachte modellen waren daar minder geschikt voor vanwege gewicht en wendbaarheid. Het idee sprak me wel aan. Op de modelbouwbeurs in Dortmund, het jaar daarop, werd een handig rompje gevonden voor dit werk. Het vleugeltje en de staart waren snel bedacht en gebouwd. Op de foto hieronder, gemaakt door Eric Velthuizen, de paarse versie die ik een zet geef op het modelvliegkamp op vliegbasis Deelen in 2000. Er is ook al een eerdere versie geweest met een gele vleugel en latere versie met een schuimvleugel, maar daar zijn geen foto's van.

 

 

 

In 1998 zijn we met MVC Otto Lilienthal voor de eerste keer naar de de Ban d'Ordanche in Frankrijk geweest om helling te vliegen. Een vulkanisch gebied in de Auvergne nabij Clermont Ferrand. Omdat ik een jaar eerder mijn eerste hellingvlucht maakte in IJmuiden wist ik dat je hier een stevig en niet te licht model, liefst met rolroeren, voor moet hebben wil je het leuk maken. Dit model kwam ik tegen in een modelbouwzaak in Bussum. Daar hingen nog wel eens 2e hands modellen aan het plafond voor de verkoop. Dit was de Santana waarvan mij de producent onbekend is.

 

Santana of is het de Samba?

Tweedehandsje aangeschaft in 1998. Volgens de enige informatie die ik heb betreft dit een Samba van Krause. Een prettig model met 3 meter spanwijdte en 3 kilo. Lekker wendbaar en snel. Prima voor de helling en dat bleek ook. Vleugelprofiel zou Eppler 212 zijn.

 

 

 

Graupner Spark

Ergens rond 1999 heb ik op de ModelbauMesse in Dortmund een speeltje voor de afwisseling naast het zweven aangeschaft. Een Graupner Spark. Volgens mij heet dit F5D.

 

 

 

Ik kon er niet mee overweg. Ik was al blij dat ik hem op half gas hoog rond kon laten vliegen. Vol gas ging het ontzettend hard terwijl het ding ook nog ontzettend instabiel vloog. Ik heb er 3 vluchten mee gemaakt. Heb er dus, uiteraard, ook 3x mee geland. Daar hield ik dan ook 3x een gebroken propeller aan over. Goed dat een clubgenoot hem graag over wilde nemen.

 

Wedstrijdvliegen

Omdat ik niet alleen redelijk wat modellen bouwde, maar ook veel vloog, had ik op den duur behoefte aan een nieuwe uitdaging. Het recreatieve rondvliegen verloor mijn interesse.

 

De nieuw uitdaging werd vliegen met een doel: Wedstrijdvliegen. Mezelf vergelijken met andere hobbyisten. Dit begon in 1997. Ik vloog mee in de "instapklasse" electro-duur, dat heet nu F5J. Er werd in die tijd wel een andere invulling gegeven aan deze klasse dan nu. Er werd destijds gevlogen met voornamelijk zelfgebouwde modellen. Op een enkeling na is dat nu wel anders en kun je minimaal 2000,- Euro voor je model uitgeven. En dan komt er nog 1000,- bij voor de apparatuur.

 

Na de eerste wedstrijden in 1997 bleek dat ik nog flink moest trainen en wedstrijdervaring moest opdoen, want van meekomen met de rest was geen sprake. Dat heb ik dan ook gedaan. Eerst met de Robbe VartaFly en later met een Robbe Sanyo Limit. De VartaFly had eigenlijk opgevolgd moeten worden door de Skippy. Dat was een echt F5B model dat destijds door Rob ten Hove en Pieter Douma werd gevlogen tijdens NK's en een WK in Australië. Maar ook met 10 cellen was er goed mee te vliegen met het wedstrijdreglement van toen.

 

Het reglement hield in dat je 3 minuten moest zweven nadat de motor was uitgeschakeld. Er diende dan op exact 3 minuten een soort flyby gemaakt te worden waarna wederom hoogte gewonnen mocht worden met motor aan. Daarna volgende een zweefvlucht van wederom 3 minuten die afgerond diende te worden met een doellanding.

 

Skippy

Mijn Skippy sneuvelde helaas al na enkele vluchten door een slecht opgebouwde / verlijmde hoofdligger. Een zware crash na een duikvluchtje was het gevolg. Ik denk er nog wel eens aan terug omdat de brokstukken over een lengte van zo'n 50 meter verspreid lagen vlak naast de plek waar iedereen zat. Dat had anders af kunnen lopen. Dit zijn dus ervaringen die zorgen dat je voorzichtiger wordt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sanyo Limit

In 1999 werd als opvolger van de Varta Fly een vlot modelletje gevonden in de Robbe Sanyo Limit. Deze moest er snel komen omdat het beoogde model Skippy inmiddels rondvloog boven de eeuwige jachtvelden. Op zich een leuk model deze Sanyo Limit en op tijd klaar en ingevlogen voor de eerste wedstrijd, maar Robbe heeft wel flink bespaard op de bouwdoos. De vleugel is een volledig ingedekte ribbenvleugel. Die vind je in 3 delen gebouwd en bespannen in de doos. Dan krijg je dus zwaar hout, 3 mm dikke achterlijsten en rimpelfolie. De productie in China deed zijn eerste intrede. De romp is verder wel heel goed, maar ik zal altijd een richtingroer missen bij dit soort F5B achtige modellen.

 

 

 

In 2000 hebben we met een groepje Otto Lilienthalers voor de 2e keer een weekje op de Ban d'Ordanche in Frankrijk gestaan. Ik had daar 2 modellen voor meegenomen. Een ASK21 van Rippin met 3 meter spanwijdte en een 2e hands ASW20 met een spanwijdte van 4 meter waarvan de producent onbekend is.

 

 

De ASK21 van Rippin in 2000

 

 

 

 

 

 

De ASW20 met een spanwijdte van 4,0 meter die in 2000 voor een prikkie overgenomen kon worden:

 

 

 

Nederlands Kampioen

In 2000 werd ik Nederlands kampioen in de klasse Elektroduur. Behaald met een zelf ontworpen en gebouwd model. De SaBu-1. Dat gaf voldoening.

 

De SaBu-1 was uitgerust met een vertraagde Speed 700 en 13 cellen 1 Ah. Spanwijdte was variabel. Ik had 2 paar opsteektippen gemaakt. Het idee was dat bij veel wind de 2,8 meter variant ingezet kon worden. Bij weinig wind de 3,05 meter versie. Ook een methode om de vleugelbelasting te regelen, toch?

In de praktijk zijn de korte tipjes nooit gebruikt vanwege het eigenlijk te hoge gewicht.

 

Het model is volledig ontworpen naar het hagelnieuwe elektroduur reglement. D.w.z. 10 minuten vliegen waarbij je in de eerste 2 minuten de mogelijkheid kreeg je model op hoogte te brengen met de motor. De prikkel die je met het huidige (F5J) reglement hebt door de starthoogte mee te nemen in de waardering was er niet. Dus ik had de configuratie zo afgestemd dat de accu leeg was in 2 minuten waarbij het model op een hoogte uitkwam die overeenkwam met de zichtgrens. Daarom ook een groot model dat tot dan toe niet nodig was i.v.m. 2x 3 minuten zweven. Er zijn overigens wel wedstrijddagen geweest waarbij ik weldegelijk thermiek nodig heb gehad om de 10 minuten te halen. O.a. 2x vanwege vroegtijdig afschakelen van de motor om onduidelijke redenen.

 

 

 

Het model is niet gespaard tijdens de wedstrijden in 2000. De neus moest en zou op de stip terechtkomen op 9.59 minuten. Helemaal bij de laatste vlucht van de dag. Met een glimlach stond ik het model te repareren in de week na de wedstrijd. Het middendeel had oorspronkelijk ook een open ribben vleugel. Na flutter en de bijbehorende crash is het middendeel volledig ingedekt. Dit model is een vliegende reparatie geworden.

 

 

 

De romp van het kampioensmodel was er een met opsteekneus van het F3B model Magma. Deze romp heb ik op de modelbouwbeurs in Dortmund aangeschaft en afgemald. Uit deze mal zijn flink wat rompjes gekomen. Niet verder vertellen, want dat mag vast niet. Rompen voor mezelf en voor anderen. Zoals deze van Dirk Schipper. Voor de elektrovariant had ik de opsteekneus vastgelijmd.

 

 

 

Hieronder een artikel uit de Amersfoortse Courant van 19-9-2000 over het kampioenschap (niet alles klopt in het artikel, maar voor en door een leek is het wel leuk geschreven)

 

Klik voor groter formaat:

 

 

 

Bij een opruimactie in oktober 2023 kom ik het accupakket tegen. Chemisch afval is de enige optie.

 

 

 

F3J

Ik ben na het kampioenschap in 2000 overgestapt naar de volgende uitdaging. Of eigenlijk heb ik in 2000 eens meegedaan aan een F3J wedstrijd om te zien hoe dat gaat. De F3J klasse met toen wel 5x zoveel deelnemers als bij elektroduur. Verdeeld over 3 regio's (Noord, Midden en Zuid) met elk zo'n 20 deelnemers.

 

Tot 2001 werden de wedstrijduitslagen nog per post aan alle deelnemers verstrekt. Vanaf 2002 enkel nog per mail. Hieronder maar bij elkaar gezet. Vier seizoenen vloog ik mee. Niet helemaal compleet helaas.

 

Seizoen 2000

De eerste F3J regiowedstrijd in 2000 was nog wat onwennig met mijn 2e hands Stork, toen 1 jaar oud en door de vorige eigenaar aangeschaft vanwege het EK (of WK?) F3J in 1999.

 

De tweede F3J regiowedstrijd in 2000 in Noord-Holland bij modelvliegclub de Aeroclub Kennemerland (ACK) won ik. Tot ieders en vooral mijn eigen verbazing.

 

Dit waren de F3J finalisten van 2000. Van de finale heb ik geen uitslag helaas.

 

Seizoen 2001

Van de eerste regiowedstrijd F3J  in 2001 heb ik geen uitslag.

 

Hier de tweede regiowedstrijd F3J van 2001.

 

Hier de F3J finalisten van 2001.

 

Hier de F3J uitslag van de finale 2001. De eerste 4 ronden in Leeuwarden en de 3 ronden daarna in Heeze.

 

Na 2 regiowedstrijden en 2 finales ben je er nog niet. Hier het resultaat van de fly-off.

 

Seizoen 2002

Hier de uitslag van de eerste regiowedstrijd F3J in 2002.

 

Verder geen info.

 

Seizoen 2003

De opzet met regiowedstrijden om deelnemers zich te kunnen plaatsen voor de 2 finales is gewijzigd. Er is gekozen voor 3 finale dagen zonder fly-off. Het zou kunnen dat de beste 2 van de 3 dagen meetellen voor het kampioenschap, want ik heb daar namelijk 2 bestanden van.

 

Hier de uitslag van de eerste finale F3J in Arnhem.

 

Hier de uitslag van de tweede finale F3J in Heeze.

 

Hier de uitslag van de derde finale F3J in Leeuwarden

 

Hier de einduitslag van F3J in 2003.

 

Stork 1

Alle wedstrijden vloog ik met de "Stork 1". Hier een artikel over de Stork 1.

 

Na 2 seizoenen heb ik de orginele romp van de Stork-1 vervangen door de romp van de Starlight 2000. Scheelde 250 gram (10% van het totaal), had een langere staartboom en vloog beter. Hieronder een matige foto waarop de originele romp nog te zien is.

 

 

 

Starlight 2000

Met mijn 2e F3J model in 2002 kon ik niet overweg en heb ik gauw verkocht. Dit was een Starlight 2000 met veel te weinig V-stelling. De ontwerper en bouwer was de Tsjech Karel Koudelka en die kon er wel mee overweg gezien zijn prestaties in Europa. Dit model stamt uit de F3J periode dat het mode was om 6 servo's in je vleugel te monteren. Stefan Eder begon daarmee met zijn Escape. De buitenste kleine rolroertjes heb ik zelf zoals velen mechanisch verbonden met de grote rolroeren zodat maar 4 servo's nodig waren.

Hier een artikel over de Starlight 2000.

 

 

 

 

Discus Launch

Wat goed hielp bij het vliegen met F3J modellen was de ervaring die ik opdeed bij het handlaunchen wat ik naast het F3J vliegen deed. In eerste instantie 2 kanaals en gooien volgens de "speerwerpmethode". Later bouwde ik 2 modellen die geworpen moesten worden met een pennetje aan de tip. Eerst SAL, "Side Arm Launch", genoemd. Later heette dit soort modellen DLG. En dat staat voor "Discus Launch Glider". Sinds 2002 noemen we het F3K, is het een officiële FAI klasse, en heeft het ook een andere prijsklasse.

 

Op het idee van discus launch werd ik gebracht door het volgende artikel in het Duitse modelvliegblad Aufwind blad 5 jaar 2000.

 

 

 

DLG modellen waren in het jaar 2000 nog niet commercieel verkrijgbaar. Het was pionieren, want het model werd tijdens de start belast met krachten die voor iedereen nog nieuw waren. Mijn eerste model woog 390 gram. Toen niet eens zo slecht. Vandaag de dag is dat 250 gram of minder.

 

Hier een afbeelding van de SABU DLG gebouwd in 2001. Profiel HN-979, 5 servo's en 356 gram. Dit is mijn 2e DLG. De eerste heeft na honderden starts een slingerworp niet overleefd. Met de naar 6,5% verdunde

MH-32 vleugel gooide ik hem met mijn door volleybal getrainde armen relatief eenvoudig naar 70 meter hoogte. Zeker met een beetje wind. Met HN-979 lukt dat beslist niet. Ik heb voor dit profiel gekozen naar aanleiding van dit artikel, maar deze behoort tot de categorie MISSERS. Hoger dan 35 meter kun je dit model niet gooien.

 

 

 

Murphy

Mijn 3e DLG was een combinatie van een Murphy vleugel, eigenbouw staart en een Fireworks romp in 2004. Achteraf zeg ik ook voor dit model: Te weinig V-stelling. Voor die tijd een leuk model, maar kon een paar jaar later al niet meer mee.

 

 

 

 

 

F3B

Tijdens de NK finale F3J in Leeuwarden 2001 verloor ik veel punten als gevolg van een harde windkracht 5. Daar was de Stork toch echt niet geschikt voor. Voor dat soort omstandigheden moest ik in de toekomst dus een ander model hebben. De jongens die die dag wel een goed resultaat neer konden zetten vlogen met F3B modellen of F3B-achtige modellen. Ik wilde dus ook wel een F3B model voor "stormdagen". Via via werd in 2002 een Ellipse V2 van Jaro Müller gevonden. De ASK21 en de ASW20 werden daarvoor opgeofferd.

Vliegen met een F3B model bleek andere koek.

 

De Ellipse 2V in 2002 op het veld van V4 in Amsterdam / Halfweg:

 

 

 

Ellipse 2V van Jaro Müller op de helling in Aubel:

 

 

Samengevat: F3B modellen lopen als een speer. Geen gedobber en gewacht, maar gewoon lekker direct vliegen. Uit nieuwsgierigheid ben ik eens gaan kijken bij een F3B wedstrijd. Dat was op een industrieterrein in het westen van Amsterdam. De organiserende club heette V4. De wedstrijd werd gevlogen door ca. 20 fanatieke deelnemers. Ik vond het prachtig. Het was en is de koningsklasse van de modelzweefvliegsport. Iets voor mij!

 

Triest nieuws

Ondanks alle plezier die deze hobby met zich mee brengt zijn er ook trieste momenten geweest.

Op 10-02-2001 overleed Otto Lilienthaler John Stigters op 30 jarige leeftijd tijdens zijn skivakantie in Frankrijk. Met hem was ik zojuist aan een nieuw project begonnen. Het moest een allround zwever worden met natuurlijk een Eppler 193 vleugel. Verderop een groepsfoto met o.a. John.

 

F3B wedstrijden

De Ellipse 2V moest gestart worden met de clublier van MVC Otto Lilienthal. Dat ging prima, maar ik kon deze lier niet claimen voor trainingen en wedstrijden elders omdat andere leden natuurlijk ook gebruik wilde maken van deze lier. Later in 2003 heb ik zelf een lier aangeschaft. Een Flühs Winde. Voor 980,- Euro was ik onafhankelijk. In dit jaar vloog ik ook mijn eerste F3B wedstrijd in Zoetermeer. Wat ik me daarvan herinner is dat ik als nieuwkomer niet in de gaten gehouden werd tijdens één van de thermiekvluchten. Daardoor hebben een paar tegenstanders veel punten verloren. Verder werd ik natuurlijk aan alle kanten voorbij gevlogen tijdens de afstands- en speedtaak. Ik vond F3B interessant genoeg om na seizoen 2003 te stoppen met F3J en vanaf 2003 (hetzelfde jaar) er vol op in te zetten.

 

F3B is een teamsport. F3J op zich ook, maar daar kun je uitstekend alleen voor trainen. Met F3B gaat dat niet. Voor de afstands- en speedtaak heb je een team nodig. Het gevolg was dat ik vanaf 2003 minder bij MVC Otto Lilienthal vloog en meer op locaties van teamgenoten.

 

Flühs lier

Van de Flühs lier heb ik in 2005 de trommel zelf verbreed van 180 mm naar 300 mm. De lijn kan dan over een grotere breedte worden verdeeld waardoor de diameter niet teveel toeneemt. Hoe groter de diameter van de trommel hoe minder spanning de lier op de lijn krijgt. Kracht x arm. Inmiddels wereldwijd standaard zo'n brede trommel. Ook heb ik een mogelijkheid gebouwd om de lier te verhogen (pootjes) bij hoog gras en de hoek in te kunnen stellen (richten).

 

Tja, tot 2006 was ik machinebouwer, stempel- en gereedschapsmaker. Draaien, frezen, slijpen, lassen enz. Conventioneel of CNC, ik was er goed mee vertrouwd. Sindsdien zit ik achter een bureau en kan ik niks meer.

 

 

 

F3B vliegen

Bij het F3B vliegen vond eigenlijk dezelfde ontwikkeling plaats als bij elektroduur en F3J. Even warm draaien. In 2003 eindigde ik als 6e en in 2004 als 5e.

 

 

F3B team "De Rakkenjagers" in 2004. Hier met Nico van den Burg en Daan Burema.

Theo Volkers niet op de foto.

 

 

 

Vanaf 2004 begon ik ook wedstrijdverslagen te schrijven en op mijn website te zetten. Aan het einde van seizoen 2004 heb ik besloten een nieuw model aan te schaffen omdat ik het idee had dat de Ellipse 2V me weerhield van betere prestaties.

 

Caracho 3000

F3B Seizoen 2005 heb ik gevlogen met een nieuwe Caracho 3000 met als eindresultaat de 3e plaats in het Nederlands kampioenschap en als hoogtepunt de 1e plaats tijdens een van de NK wedstrijden dat jaar in Woensdrecht. Dat was mijn beste prestatie ooit.

 

Caracho 3000 van Vektor Modeltechnik:

 

 

 

Hier tijdens een Eurotour wedstrijd in Herten, Duitsland.

 

 

 

WK F3B 2005

In 2005 had ik de eer Nederland te vertegenwoordigen op de WK F3B in Finland We hebben daar speciaal 4x voor getraind . De deelname werd ook opgemerkt door de pers. Ook bij dit artikel: niet alles klopt, maar voor en door een leek is het wel leuk geschreven:

 

De Soester Courant in 2005 (klik voor groot formaat):

 

 

 

De Amersfoortse Courant in 2005 (klik voor groot formaat):

 

 

 

Het WK F3B in 2005 vloog ik met een Crossfire van Aer-O-Tec.

Hier op de foto met Joe Wurts en zijn Estrella in Finland.

 

 

 

Deeltijdstudie

Vanaf september 2006 tot en met 2010 heb ik in de avonduren een deeltijdstudie gevolgd. F3B Seizoen 2006 heb ik dan ook niet afgemaakt. Ik was uitgekeken op mijn werk, wilde iets anders en kwam er toen achter dat ik niet beschikte over het juiste diploma. Het modelvliegen was vanaf 1990 ook altijd voor gegaan. De bouwplank lag op het huiswerk zeg maar. Geen nood aan de man, in een later stadium kun je ook nog een diploma halen. Dat heeft wel voor- en nadelen:

4 jaar studeren in deeltijd betekent 4 jaar lang een werkweek van 70 (40 + 30) uur. Na MTS WTB gaan werken, op het hoogste niveau hobbyen en sporten, praktijkervaring bij 2 verschillende werkgevers opdoen en dan op latere leeftijd bijleren is voor werkgevers erg interessant is gebleken. Ik heb een interessant CV. Dat staat dan tegenover een zware HTS avondstudie. Samen met betere arbeidsvoorwaarden overigens.

 

Triest nieuws

Het jaar 2007, het jaar waarin MVC Otto Lilienthal 30 jaar bestaat, begon op 6 februari met het trieste bericht dat onze voorzitter Timo van Soest op weg naar zijn werk in Barneveld was overleden na een verkeersongeluk. Een klap voor velen en ik heb me nog wel eens afgevraagd of MVC Otto Lilienthal die klap ooit te boven is gekomen.

 

Timo van Soest in Soest

 

 

 

Groepsfoto

Even een stapje terug in de tijd. In januari 1999 waren we zo slim om eens een groepsfoto te maken.

Dat gebeurt naar mijn mening dus te weinig. Eerst de bovenste (staande leden) van links naar rechts:

Rob Oranje, John Verschoor, John Stigters, Eric Daams. Dirk Kraan met daarachter Sander Buitendijk, daarnaast Bert van der Last, Wil van Veen en Johan Kroes. Onder van links naar rechts: Timo van Soest, Laurens van Maarseveen, Patrick Kok en Aad Lodder.

 

 

 

Hanstholm Denemarken

Door de studie was er niet veel tijd voor de hobby. Zelfs vakanties waren nodig om het moordende tempo op school bij te houden. Maar in 2009 heb ik mezelf toch kunnen trakteren op 2 weken hellingvliegen in de veelbesproken F3F snoepwinkel die Hanstholm heet. Lees hier verder.

 

 

 

Ook wilde ik in 2009 nu eens weten welke ontvangeraccu's ik nu het beste in kan bouwen. Ik heb de Eneloop cellen van Sanyo getest.

 

Easy Glider

In 2009 won ik de Paul Daams Trofee en mocht ik van Isabelle, vrouw van Timo (hekel aan het woord weduwe) de Multiplex Easy Glider in ontvangst nemen. Een model dat om onbegrijpelijke redenen door Timo was aangeschaft. Uiteraard heb ik het piepschuim in elkaar gezet en er een mooie Turbo Pro aandrijving bij gezocht. Dat was pas in 2012. Ik moest even over een drempel, maar het sentiment won.

De Easyglider is natuurlijk een belediging voor de luchtvaart, maar het vliegt verrassend goedmoedig.

 

 

 

 

SpiritCup

In 2010 heb ik bij MVC Otto Lilienthal het voorstel gedaan om met identieke modellen eenvoudige leuke wedstrijden te doen. Het model is de Spirit van Great Planes geworden, de wedstrijd noemden we SpiritCup. Veel leden waren enthousiast.

 

De 2 meter Spirit van Great planes

 

 

Verslagen van 2011

Verslagen van 2012

Verslagen van 2013

Verslagen van 2014

Verslagen van 2015

 

Zoals met alles in deze hobby begint het met een enthousiaste opleving waar na enkele jaren helaas niets meer van over is. Na 2015 kwam er geen vervolg meer. Ik heb nooit begrepen waarom het bestuur van MVC Otto Lilienthal de SpiritCup niet omarmt heeft. Ik stond er alleen voor en dat heb ik niet gered.

 

F3B, het vervolg

Vanaf F3B seizoen 2011 heb ik het F3B vliegen weer opgepakt, maar de noodzaak om te moeten winnen was er niet meer. Ik wilde mijn vrije tijd gewoon leuk besteden. Ik zou 5 jaar in een team vliegen met Ben Ros en Robert Hermans. De 4e man wisselde nog wel eens. Hier Jan van Laak. Soms met Marc Mansvelt en soms met Eric Velthuizen.

 

 

 

Tussendoor: Hellingvliegen in Frankrijk

Hier een verslag van de clubvakantie in Frankrijk in 2011.

 

 

 

Tussendoor: Seagull

Een Meeuw die voortkomt uit een initiatief op https://www.rcgroups.com/forums/showthread.php?897603-Birdworks-RC-Gull-available-again. Ik heb er nog niet veel mee gevlogen. De keren dat ik er mee gevlogen heb leken nergens op. Hopelijk komt dat nog al is het beest flink gekreukeld als gevolg van harde crashes.

 

Eind 2016 heeft de meeuw dan uiteindelijk redelijk gevlogen. Verslagje inclusief filmpje hier helemaal naar beneden scrollen.

 

 

 

Radical Pro

Met het F3B model Crossfire van Aer-O-Tec kon ik me in 2011 echt niet meer vertonen. Door de Duitse Herrig Brudern is de ontwikkeling vanaf 2007 in de F3B wereld ook wel erg hard gegaan. Dat begon met de Radical serie en daarna de Freestyler serie. Samen met de Ceres, Cyril en Fosa modellen van Jiri Baudis de meest geziene modellen van 2008 tot en met 2014. F3B Seizoen 2011 en F3B seizoen 2012 vloog ik met de Radical Pro, gebouwd door Martin Weberschock.

 

Het was ook mijn eerste kennismaking met zenden en ontvangen op 2,4 GHz. Spannend want nieuw. Moest wel i.v.m. het toenemend aantal wildvliegers rondom ons veld. Bovendien spreekt de mogelijkheid voor telemetrie met aan. Terugkoppeling van ontvangeraccuspanning en reikwijdte. De keus voor het zenden en ontvangen is gevallen op Weatronic apparatuur in combinatie met mijn MPX 3010 zender, maar het systeem is niet zaligmakend. Er moest voor mezelf een zelfgemaakte Weatronic handleiding aan te pas komen om het systeem na een paar weken / maanden nog te begrijpen. Dat is op zich al niet goed eigenlijk. In 2016 is Weatronic failliet verklaard. Dat heeft velen niet verbaasd.

 

Radical Pro:

 

 

 

Tussendoor: Modelbouwbeurs Dortmund

In 2012 hebben we met clubleden van MVC Otto Lilienthal en MVC de Vrije Vogels de Modellbau Messe in Dortmund bezocht. De meesten van ons komen er al jaren al is het niet meer wat het was. Lees hier verder.

 

 

 

Het F3B seizoen 2013 en F3B seizoen 2014 vloog ik met de Fosa Lift van Jiri Baudis. 2014 was ook tevens het laatste jaar dat er F3B wedstrijden georganiseerd werden in Nederland. De animo nam af. Er waren nog maar 10 deelnemers en geen helpers meer. Dan houdt het op.

 

 

 

F3F

Een enkele F3F wedstrijd vloog ik in 2014 met de good old Crossfire van Aer-O-Tec uit 2005.

Ik bakte er weinig van. Op de afbeelding overigens een ander model dan de Crossfire op deze dag.

 

 

 

F3B motivatie weg

Met name uit de verslagen in F3B seizoen 2014 valt op te maken dat mijn motivatie voor F3B door negatieve invloeden afgenomen is en dat ik er mee gestopt ben. Dat is jammer, maar geen ramp. F3B wedstrijdvliegen is modelzweefvliegen op het hoogste niveau. Je moet met hetzelfde model lang, hard en ver kunnen vliegen. 3 taken dus. Zie het als een triatlon. Je moet allround zijn. Om een beetje mee te kunnen komen zul je moeten trainen. Redelijk serieus zelfs. In teamverband op een ander veld dan je eigen club. Dat houdt in dat er weinig tijd en energie overblijft voor andere modelvliegklassen en aspecten. Stoppen met wedstrijdvliegen verbreed daarom mijn horizon weer. De F3B modellen zullen ook wel weer van stal gehaald worden, maar dan hoeft er niet meer gericht getraind te worden.

 

Recreant

Na 17 jaar F5J - F3J - F3K - F3B - F3F ga ik me vanaf seizoen 2015 weer als een recreant gedragen.

 

Er is weer tijd voor uitstapjes met clubleden, zoals het hellingvliegen in Duitsland.

 

 

 

 

En het hellingvliegen op Ameland

 

 

 

Handlaunchen XL

Een nieuwe uitdaging voor erbij is ook al gevonden. Een mix van F3J en F3K, oftewel handlaunchen met F3J modellen. Misschien een tip voor een nieuwe wedstrijdklasse: Handlaunchen (geen DLG) met modellen vanaf 1,5 kg. Mag vanaf een klein heuveltje of met een kort startlijntje bij lastige omstandigheden.

 

Dit werk dus

 

Maxa F3J

Een prima model voor Handlaunchen XL is gevonden in de Maxa 4 meter F3J. De 3e vlucht (worp) met dit model lukte het al aardig om weg te cirkelen naar ca. 60 meter hoogte alwaar ik de thermiek kwijtraakte. Deze vlucht was een aangename verrassing. Er volgden nog een paar van dit soort vluchtjes op de eerste echte mooie dag van 2015: 10 april. Met een stukje startelastiek en een uitgangshoogte van 50 meter kon vaak tot grote hoogte weggecirkeld worden. De Maxa is echt een super model.

 

 

 

 

In 2015 heb ik de GoPro ontdekt. Daar zijn inmiddels mooie opnamen mee gemaakt door het apparaat op een model te monteren. Hieronder boven het vliegveld van MVC Otto Lilienthal in Soest. 

 

 

 

StorMax

Behalve een complete Maxa heb ik in 2015 ook een Maxa romp met schade overgenomen via het Duitse modelbouwforum. De romp met 2 breuken aan de voorkant (neus) heb ik gerepareerd. Je ziet er niets meer van. Op deze romp heb ik met behulp van een adapterplaatje de vleugel van de Stork-1 gemonteerd. Dat vliegt erg goed. Aanzienlijk beter dan met de originele romp zelfs. En weer 150 gram van het vlieggewicht af. Van de oorspronkelijke 2450 gram is nog maar 2050 gram over.

 

 

 

Pronto

In 2015 bouwde ik het werpmodel de Pronto. 25 jaar geleden bestelde ik de bouwtekening. Om een handzaam vakantiemodelletje te hebben heb ik de Pronto toch maar eens gebouwd. Kun je hier meer over lezen en zien.

 

 

 

De Raket

In 2016 bouwde ik de Raket. De mooiste 2-kanaals zwever ooit. Kun je hier meer over lezen.

 

 

 

Duurtaak XL

In 2016 werd een uitdaging gevonden in zo lang mogelijk vliegen. Geen elektromotoren of hellingwind, maar puur met thermiek. Laag starten aan een lullig elastiek hoort ook bij de uitdaging. Het oude persoonlijk record van 45 minuten werd in 2016 verpulverd door een vlucht van 72 minuten. Klik.

 

 

 

Triest nieuws

Op 24 november 2016 overleed clublid Frank de Wit op 53 jarige leeftijd. Frank heb ik meer dan 26 jaar gekend. We hadden wel wat gemeen. Onder andere een passie voor techniek.

 

 

 

Laag pitje

Na 2016 kwam de modelvlieghobby op een lager pitje te staan om verschillende redenen. Irritante voorhoofdsholte problemen die uiteindelijk goed verholpen lijken te zijn en de geboorte van een nieuw, niet modelvliegerij gerelateerd, project.

 

Ik heb niet helemaal stil gezeten in 2017 en 2018 zoals je hier wel kunt terugvinden.

 

 

Verhuizing

Begin 2019 zijn we verhuisd naar een klein dorp nabij Deventer. Het huis en de tuin hadden aandacht nodig en hebben we gegeven. Hield wel in dat ik vanaf 2019 tot eind 2021 niets met de hobby gedaan heb.

 

 

Geschenk deel 1

Vanwege deze website nemen mensen nog wel eens contact met mij op. Zo ook André uit Garderen begin 2021. Hij bood me 3 modellen aan. Alle 3 van Graupner, te weten een

 

High Fly

 

 

 

 

Amigo II

 

 

 

 

Der kleine Uhu

 

 

 

Alle 3 uit 1975 en nog goed te reviseren voor de nostalgie. In 2021 nog even bezig met het huis, maar in 2022 pak ik deze modellen op.

 

Geschenk deel 2

Begin 2022 kom ik in bezit van een Eraser F3J. Daar kun je hier meer over lezen.

 

 

 

Deventer Luchtvaart Club

In maart 2022 ben ik lid geworden van de Deventer Luchtvaart Club met een mooi veld in Olst.

 

 

Cadeau aan mezelf in 2022 deel 1

Het vliegveld in Olst is niet bij elke windrichting geschikt om te lieren of met elastiek te starten. En daarbij zag rond 2020 de wedstrijdklasse F3G het levenslicht. F3G is F3B elektro. Ik heb geen wedstrijdaspiraties, maar deze modellen vliegen wel geweldig. Ik heb mezelf getrakteerd op een Elektro Fosa. Kun je hier meer over lezen.

 

 

 

Cadeau aan mezelf in 2022 deel 2

Sinds mijn allereerste zender is het eigenlijk behelpen geweest met de zenders die ik gehad heb. Ze konden geen van alle net niet wat ik wilde. Uiteraard ontstaan om budgetaire redenen. Na gedoe met de laatste heb ik mezelf getrakteerd op de best verkrijgbare zender in 2022. De Hacker Duplex Jeti DS-24. Kun je hier meer over lezen.

 

 

 

Zomer 2023 (1)

Na 6 jaar is de SaBuRES Versie 1 dan eindelijk klaar. Het model vliegt uitstekend.

 

 

 

Zomer 2023 (2)

Per toeval ontdekte ik dat voor mijn F3B model Radical Pro een elektroromp beschikbaar is.

Radical Pro F3G dus.

 

 

 

Herfst 2023

De elektroromp van de Fosa F3G is ook geschikt voor de Fosa Lift F3B vleugels. Over het vlieggedrag van de Fosa F3G ben ik nog niet uit. Nog geen superklik mee. Daarom eens een en ander omgebouwd om de vleugels en staart van de Fosa Lift te combineren met deze romp. Fosa Lift F3G. Door hetzelfde kleurenpatroon als de Radical pro vleugel verwarrend, maar het is toch echt de vleugel van de Fosa Lift.

 

 

 

Terug naar Modelvliegen